Onderzoek op school
Gedurende de schoolperiode is er regelmatig overleg tussen de ouders en de leerkracht. Als zij samen denken dat een kind erg slim is, of als één van hen dat opvalt, dan heeft de school meestal een middel om dit te onderzoeken.
Op veel scholen wordt het Digitaal Handelings Protocol Hoogbegaafdheid (DHH) of de SiDi-R gebruikt.
Aan de hand van signaleringslijsten die zowel door ouders als leerkrachten worden ingevuld, wordt het kind in kaart gebracht.
Als de scores tussen ouders en leerkracht erg verschillend zijn, dan is het tijd om echt met elkaar om de tafel te gaan zitten. Vaak zal het kind dan op school niet laten zien wat hij thuis in een veilige omgeving wel blijkt te kunnen.
De school kan ook gaan doortoetsen. Hiermee zullen de volgende toetsen van CITO en/of de methode door het kind worden gemaakt. Hiermee wordt inzichtelijk wat de voorsprong van uw kind is op school.
Natuurlijk kunt u met uw kind ook naar een psycholoog of orthopedagoog gaan, die dan een IQ-test kan afnemen. Dit zegt iets over de intelligentie van uw kind, niet over zijn ontwikkelingsvoorsprong op school.
Voor kinderen van 6 tot 16 jaar wordt doorgaans de zogeheten WISC-test gebruikt. Voor kinderen van 3 tot 7 jaar de zogeheten WPPSI-test. Doorgaans vinden kinderen dit testen erg leuk.
Belangrijk is het wel dat u een onderzoeker zoekt die ervaring heeft met hoogbegaafde kinderen. Er zijn nogal wat hoogbegaafde kinderen die de eerste eenvoudige vragen te simpel vinden en daarom (al dan niet bewust) fouten maken. Het is dan zaak om verder te kijken en niet te stoppen met testen.
Het belang van een ervaren tester:
Christiaan krijgt de vraag: “Wie is Columbus?” En hij geeft vol overtuiging als antwoord: “De ontdekker van de tomaat.”
Dan is het goed als de onderzoeker ruimte biedt om dit even na te zoeken en te ontdekken dat Columbus inderdaad op één van zijn reizen de tomaat naar Europa bracht.